Recent heeft de Hoge Raad een belangrijke beslissing gewezen over platformarbeid (Hoge Raad 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:319). Te kort samengevat stond in deze zaak centraal hoe het negende Deliveroo-criterium moet worden uitgelegd.
Het negende Deliveroo-criterium (bij de vaststelling of een werkende kwalificeert als werknemer) is dat het ook van belang kan zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt. Dit wordt ook wel het ‘externe ondernemerschap’ genoemd, omdat het niets heeft te maken met de relatie tussen de werkverschaffer en de werkende, maar met allerlei externe factoren. Daarnaast bestaat nog het ‘interne ondernemerschap’, zijnde de vraag of de werkende zich ten opzichte van de werkverschaffer als ondernemer gedraagt (bijvoorbeeld door te onderhandelen over tarieven etc.).
Het gerechtshof werd geplaatst voor het volgende dilemma (mijn praktische vertaling): alle chauffeurs werkten op basis van dezelfde aansluitingsovereenkomst met het platformbedrijf, maar deel 1 van de chauffeurs werkte uitsluitend voor dit platform, terwijl deel 2 ook allerlei andere opdrachtgevers en inkomstenbronnen had. Moeten dan alle chauffeurs als werknemer worden aangemerkt, of alleen degenen die uitsluitend voor het platformbedrijf werken?
De Hoge Raad heeft nu geantwoord dat het ‘externe ondernemerschap’ integraal moet worden meegewogen. Dat betekent dus dat twee personen exact hetzelfde werk kunnen doen op exact dezelfde voorwaarden voor dezelfde werkverschaffer, maar dat de ene persoon kwalificeert als werknemer en de andere persoon als zzp’er (bijvoorbeeld omdat die zzp’er naast het werk voor de werkverschaffer andere opdrachtgevers heeft).
Een gamechanger?
De beslissing van de Hoge Raad is gunstig voor ondernemend Nederland, voor zzp’ers en bemiddelaars van zzp’ers. Immers, de Hoge Raad koos voor de ruimere integrale toetsing van het externe ondernemerschap. Als een zzp’er zich daadwerkelijk in het economisch verkeer gedraagt als zzp’er (denk aan eigen bedrijfsmiddelen, eigen website, fiscaal wordt behandeld als zzp’er) en ook meerdere opdrachtgevers heeft (dus niet economisch afhankelijk is van één werkverschaffer), dan zal dat meewegen in de beoordeling of hij daadwerkelijk zzp’er is. Voor de Belastingdienst, vakbonden en andere toezichthouders wordt het hierdoor ook lastiger om te beargumenteren dat alle zzp’ers van een bepaalde werkverschaffer kwalificeren als werknemer. Immers, het externe ondernemerschap van elke werkende zal anders zijn. De Belastingdienst zal ook het handhavingsbeleid moeten aanpassen.
Een gamechanger is deze uitspraak in mijn ogen echter niet. Immers, er wordt naast criterium negen (extern ondernemerschap) ook getoetst op acht andere Deliveroo-criteria. Een werkende die geheel afhankelijk is van één werkverschaffer, daar langdurig voor werkt en daarnaast weinig andere kenmerken van ondernemerschap vertoont, zal nog steeds als werknemer kwalificeren.